En poursuivant votre navigation sur ce site, vous acceptez l’utilisation de cookies à des fins de mesure d’audience et pour vous permettre d’échanger sur les réseaux sociaux.

Causses & Cévennes - sud Massif Central

Causses & Cevennen

Vakantie in de Gorges du Tarn, Causses & Cevennen

Traditionele leisteen architectuur in de Cevennes

De leisteen architectuur van de CévennesDit ype van bouwkunst vindt men in de Cevennen in de volgende valleiën : de Vallée Française, de Vallée Longue, de Vallée Borgne, de Vallée du Galeizon en het gebergte van de Bougès.

De harmonie tussen architectuur en landschap in de Cévennes is zo perfekt dat het lijkt alsof de constructies uit het landschap zélf zijn opgerezen:

  • de terrasmuren (mur des bancels),
  • de huisjes om kastanjes te drogen (les clèdes)
  • de stallen (les jasses) verspreid in het landschap
  • maar ook de boerderijen (‘mas’-geheten)
  • de vernuftig in elkaar geknutselde gehuchten
  • de bescheiden kasteeltjes
  • de dorpen, de tempels (protestantse kerk) en de kerken;

Kortom  het geheel van alle bouwwerken is geïntegreerd in het vormgegeven landschap. 


Landschapsarchitectuur in vogelvlucht :

"Mas" in de Vallée BorgneDe oorspronkelijke architectuur in de valleien van de Cévennes bestaat uit natuurlijke materialen, zij is volledig gerealiseerd in leisteen, en kastanjehout, de steen-  en houtsoort ter plaatse.
Eeuwenlange traditie van technische vragen en oplossingen met slechts deze twee materialen, heeft een vernuftige, constructie-eerlijke, veelzijdige en vooral ook mooie architectuur opgeleverd.
De Cevennen zijn het treffendst te karakteriseren door  ongerepte natuur met een ruig relief, diepe valleien, cultuur op terrassen en een mild klimaat dankzij de invloed van de middellandse zee.

De meeste huizen zijn halverwege de berghelling gebouwd; daar waar de naturlijke bronnen ontspringen.
De boerderijen, gehuchten en dorpen lijken zich vast te grijpen aan de stijle hellingen.

Deel uitmakend van een "cévenolse" boerderij of gehucht zijn de volgende komponenten onderscheiden:

De terrassen (fr bancels) ondersteund door koud gestapelde muren van leisteen verbonden via  vele varianten van trappen tot diep in het dal  vanwaar, uit de rivierbedding de aarde is gehaald om op de terrassen te kunnen verbouwen.

Moestuin en boomgaard ( fr. potager, verger) bij voorkeur dicht bij huis en waterbron, maar sinds de overbevolking in de 19e eeuw ook op moelijk bereikbare plaatsen, waar water stroomt, of heen kan worden geleid via in steen uitgehakte waterkanalen (fr. béal) en/of uitgeholde boomstammen.

Een kastanje-boomgaard (fr. châtaigneraie) met  grote geënte bomen. De kastanje wordt de broodboom van de Cevennen genoemd. Ook verder verwijderd van de boerderij vindt men tamme kastanjebomen. In tegenstelling tot de rest van de erven zijn hier geen terrassen gebouwd, maar wel af en toe kleine halfronde muurtjes onder de boom. Dit om de kastanjebladeren te verzamelen. Deze bladeren dienden als stro.
Behalve voor de vruchten dient de boom ook als (land)bouwhout, balken, planken. Men snoeit hiervoor het hart eruit zodat de scheuten (cabasses, bouscasses) snel en recht omhoog groeien.

Daarboven het ongekultiveerde terrein (fr. les landes), tot en met de bergkam waar niets verbouwd kan worden en geiten en schapen (vooral vroeger) tussen de hei en andere vegetatie kunnen scharrelen. Door afname van het aantal kuddes is er erg veel aangelegd en ongecultiveerd erf overwoekerd geraakt.

De  gedeeltelijk ommuurde en uit de steen gehouwen paden die alle boerderijen met elkaar verbinden zijn overwegend overwoekerd sinds de auto zijn intrede heeft gemaakt. Deze paden kennen variaties zoals gewone muurtjes, rechtopstaande steenrijen om het vee uit de cultuuurgrond te houden, of trapsgewijze grote platte stenen als erfafscheiding; soms geplaveid, soms  uit de rots gehakt.

De moerbeibomen (fr. mûriers) om de zijderupsen te kunnen voeren.
De magnaneries - zijderupsenlokalen. Grote ruimtes met veel schoorstenen en ramen om de temperatuur zoveel mogelijk constant te houden; noodzakelijk voor de goede ontwikkeling van de rupsen.

De traditionele pergola (la treille) speciaal voor het verbouwen van druiven bestemd voor huisconsumptie sinds de "appelation controlée" de hier verbouwde druivensoorten  heeft afgekeurd: ‘clinton’, ‘jacquet’, ‘baco’ en andere hybride rassen.

De weilanden voor het hooi, overwegend in de vallei.Bijenkasten

De bijenkasten (fr. le rucher) waarvan het oude model bijzonder de moeite waard is,  ze bestaan uit een stuk uitgeholde kastanjeboom afgedekt met een grote leisteen.

BroodovenDe begraafplaatsjes her en der verspreid, als voortvloeisel van de protestantse historie van de Cévennes. De familiegraven liggen vlakbij of tussen de huizen met vaak een cyprès als symbool van de vlam van de eeuwigheid.   

"Kastanje-droog-huisjes" (clèdes), kleine snoezige huisjes speciaal gebouwd voor het drogen van kastanjes boven een enkele weken smeulend vuur. Clèdes bevinden zich in vrijwel elk gehucht, maar soms ook ver daarbuiten, daar waar de kastanjebomen staan.

De broodoven (fr. four à pain), in de binnenplaats of geïntegreerd in de muur van het woonhuis met  de opening in de grote schoorsteen. Gehuchten met meer dan 20 inwoners hebben vaak een tweede broodoven.

De dorsvloer (fr. l’aire à battre), om de graangewassen te dorsen ,in deze regio vooral rogge diet het goed doet in een licht zuur natuurlijk milieu. 

Het woonhuis

Het rechthoekige woonhuis ligt tegen of zelfs gedeeltelijk in de rots. De oudere huizen van voor 1840 zijn altijd loodrecht op de helling gebouwd.Mas cevenol - boerderij-gehuchtje
Uitbreidingen werden bij voorkeur in de hoogte gemaakt, wat werk en onderhoud scheelt t.o.v. naastbouw.

Bovendien bespaarde men potentiele landbouwgrond en vermeed men het moeten creëren van een goede "zitting", lees fundament, van het huis, vormgegeven door uit de rots te hakken. Juist dit fundament is een zwakke plek in de gladde, breekbare, gelaagde leisteen.

De verdiepingen van het huis stapelen zich op volgens de vorm van de terrassen, die ook de helling van de berg volgen. Elk niveau van het huis heeft zodoende een begane grond voor de deur aan de bergkant. Inspelend op demografische uitspattingen, oorlogen, landbouw en techniek kent elke "mas"  zo zijn persoonlijke geschiedenis van toevoegingen en veranderingen.

Tijdens de periodes van sterke bevolkingsaanwas (16e, 18e en 19e eeuw) voorzag men reeds het volgende  huis door in de hoek(en) van de buitenmuur grote stenen uit te laten steken voor aanhechting van het nieuwe buurhuis.

De alsmaar evoluerende bouwtechnieke maakte het vervolgens ook mogelijk om parallel aan de berg te bouwen en zodoende de veelvoorkomende L-vorm te creëren . Het dakspant en de dakleien moeten voor zo'n haakse uitbreiding wel aangepast worden om de afwatering goed te sturen. Goten zijn van heel veel later.

Een andere oplossing voor dit probleem is het creëren van hoogteverschil tussen de daken zodat  elk lagerliggend dak als goot voor het bovenliggende funktioneert.
Om het opnieuw leggen van leien te voorkomen wordt er meestal voor deze oplossing gekozen  zodat de éne afwatert op de andere.
Dit levert een breiwerk van daken van verschillende hoogtes, groottes en richtingen. De bijgebouwtjes zijn voor opslag, het behuizen van geiten, schapen, varken, ezels, konijnen, kippen, werktuigen en soms duiven.

kalksteen raamkaders in leisteen muur,valleikantSoms breidt het geheel zich uit rond een binnenplaats met poort, of in grote L, F, H, of U-vorm. Ook twee parallele vleugels of echt geen structuur komt voor, afhankelijk van tijdperk en plaats. Als de helling te stijl is worden er noodzakelijkerwijs losse dependances gebouwd.

Dankzij het evolueren van de bouwtechnieken kunnen de ruimtes langer en hoger worden met méér en grotere openingen(ook afhankelijk van de belasting op aantal en maat van openingen tot het begin deze eeuw)

Vooral de vereiste grootte voor de nieuw te bouwen magnaneries (zijderupslokalen) veroorzaakt een enorme impuls aan de bouwnijverheid; vrijwel elk gehucht bouwt één of meerdere gebouwen van 3 of 4 ruime etages, of verbouwt bescheidener, tussen of binnen de bestaande ruimtes.
De gewenste constante temperatuur voor de zijderupsen vergt veel openingen en veel schoorstenen in de magnanerie om deze te kunnen beheersen.
Ook ramen boven elkaar en raam boven deur, een bouwkundig waagstukje, is nu mogelijk.

Het laagste niveau, gedeeltelijk uit de rots gehouwen dient als kelder en geitenstal. Uit de gelaagde rots sijpelt vrijwel het gehele jaar water wat open afgevoerd wordt naar buiten via een gehakt gootje.
De woonkamer/keuken ligt de etage hierboven met de typisch cévenolse schoorsteen die de gehele gevelmuur in beslag neemt, doorgaans de gevel tégen, of zelfs in de berg.
In de tegenoverliggende gevel zit het raam wat uitkijkt op de vallei.

Het derde  niveau (als het er is, of zelfs 't vierde niveau) dient als magnanerie tijdens de 'gouden eeuw' en/of als slaapkamer of hooizolder gedurende de rest van het jaar. De zijderupsencultuur begon elk jaar rond mei, met het uitbroeden van de "graantjes" onder de kleren van een vrouw en eindigde in julie met het uithalen van de coconnen.

De berghelling vormgegeven in terrassen maakt het mogelijk op elk niveau een ingang begane grond te hebben.
Daar waar het contact tussen muur en rotswand verbroken is, door een diepe sleuf om vochtproblemen te  voorkomen, is er een loopbrugje (une montoire, une passerelle) gemaakt.
De toegang tot de keuken is vaak via een trap die tussen de kelderopeningen omhoog leidt.

De gedeeltelijk in de rots gelegen vertrekken hebben een gewelf met aan de bovenkant leien (vanwege het vocht) aansluitend aan de houten tussenvloer.

Fundering

Hier en daar zijn op de rots grip-richels (les pèdes) gehouwen niet in de diepte maar in de hoogte waar vandaan de muur gebouwd werd.
Meestal echter is men gewoon op de kale rots begonnen, wat later een probleem op is gaan leveren door afglijden (terrasmuren-ondergrond niet afgevlakt) of door zachte verpulverende rots onder druk door vocht.
De later aangebouwde ruimtes (aanvankelijk simpel en later ingewikkelder en meer divers) nemen bestaande muren of stukken muren als steun. Vaak wordt zo ook een buitenmuur een binnenmuur.

Zo vindt men in elke boerderij en gehucht hele oude delen en nieuwere delen uit zeer uiteenlopende jaartallen. De oudste huizen of delen van huizen zijn tussen het jaar duizend en twaalfhonderd gebouwd door monniken die hier kleine priorijen gevestigd hebben; een zelfvoorzienend geheel met moestuin, beesten, en kastanjeboomgaarden.

De murenleisteen St. Germain de Calberte

De verbinding en de fundering van de muren variëert met de kwaliteit van de rots. Dit komt zeer nauw omdat de geringste onstabiliteit kan leiden tot verschuivingen van het gladde, gelaagde en vaak  brokkelig materiaal.

koudgestapelde leisteen muur, VentajolsDe gelaagdheid van een muur en van de leisteen zelf, is naast een zwaktepunt
ook een sterktepunt vanwege de elastische mogelijkheden die dit oplevert; zo kan men bulten en holtes in een muur zien van zorgwekkende afmeting, zonder dat de muur als geheel echt gevaar loopt in te storten.
Waar toegang is voor een grote domme kracht is het geheel ook weer recht te trekken.

De meeste beschadigingen van muren treden op bij het instorten van het dak door te veel sneeuw of het rotten van de dwarsbalken (les tirants) die de zijwaardse kracht van het dak op de muren opvangent. Deze balken zijn essentieel voor het verband. Op de bovenkant van de muur liggen hiervoor zware balken de ‘sablières’ die de verbinding tussen muts en muur vormen.

Ondanks allerlei erosie-invloeden staan de meeste boerderijen en terrasmuren geduldig en intact te getuigen van een interessant en fraai historisch erfgoed; een geheel van een geconfectioneerd landschap:                         
                               

Eeuwen lang is er slechts koud gestapeld  zonder mortel. Later werd er kalkmortel gebruikt slechts voor het woonhuis. Daarna werden voor de water- en winddichtheid maar vooral ook voor het aanzien (met het baar geld uit de zijdehandel)  het gehele huis gestuukt en geverfd met namaakhoekstenen. Deze stuuk is er bij de meeste huizen weer afgevallen en daar waar niet vervangen nog goed zichtbaar.

De raam- en deur- bovenpost worden behalve van hout of leisteen ook vaak van stevigere steensoorten gehouwen, evenals in sommige gevallen de hoekstenen . Dit is afhankelijk van streek, tijdperk en rijkdom van de eigenaar. Gebruikte steensoorten hiervoor kunnen zijn: zandsteen, kalksteen, kersantiet.
Om de zwakkere  versies van bovenposten (hout of leisteen) te ontlasten van het gewicht van de bovengestapelde muur wordt een ontlastingsdriehoek (arc de décharge) gebouwd. Deze verdeelt de kracht naar opzij .

Elke "mas" is weer anders, inventief en steeds technisch beter in vergelijking tot voorgaande perioden. Opmerkelijk is de aandacht voor funktie, detail en harmonie, de relatief arme cévenol heeft het esthetische aspect van huis en erf bewaakt.

Photo: Alain Lagrave

Leisteen

leisteen rotsLeisteen is grijs tot bruin, met een extreem glimmend aspect met blauwe,  goud- of zilverkleurige glans.  De structuur is gelaagd en hier en daar gevouwen.(geologie)
Hoofdzakelijk bestaande uit  mica-lagen waarvan de kleur variëert afhankelijk van de chemische samenstelling van silicium- en aluminiumoxides in combinatie met andere elementen.
De mica kan wit zijn in de vorm van min of meer grote kristallen: muscoviet of sériciet.
Ook zwart komt voor in de vorm van schilvertjes: biotiet, of roestkleurig in combinatie met ijzeroxides.

De witte lagen tussen de leisteenlagen zijn kwarts-ophopingen, vroegere gekristalleerde zandlagen. 

 In de contactzones met andere steensoorten ziet men leisteen vermengd met andere steensoorten zoals hier rivierstenen en kalksteen.
 muur in Florac

 

 

 

Het dakspant en dak

leien dak in de  Vallée FrançaiseDe hoogte van de kastanjeboom en de daaruit te halen balk bepaalt en beperkt de breedte van een leisteen gebouw.

Het dakspant is qua structuur en hellingshoek zo gemaakt dat het grootste deel van de kracht van het loodzware dak op de muren wordt overgedragen.

De grote vijand van het dakspant is een lek in  het dak, als de trekbalken die de muren bij elkaar houden rotten stort het dak en vaak een groot gedeelte van de muren in. Anders is het een spant gemaakt voor eeuwen. Het gebruikte kastanjehout is wonderbaarlijk duurzaam.
De oorspronkelijke daken zijn gemaakt van leisteen, waarvan men slechts eenderde ziet, om consequent elke naad boven een hele steen te laten vallen. In het  parc nationale des Cévennes zijn leien, ardoises of "bardeaux" (houten leien) verplicht vanwege het beschermde aanzicht van huizen.
Een leien dak is een kunstwerk op zich.

Architectuur & water

Water was, net als nu, van vitaal belang.
De cévenollen hebben een ingenieus systeem van leisteen en kastanjehout vervaardigd waaraan elke eeuw verbeteringen en vernieuwingen zijn aangebracht tot de uitvinding van plastic.Oude brug bij St. Germain de Calberte
Een groot deel van de constructies zijn om water te benutten, maar ook om zich tegen water te beschermen zijn er talrijke werken gerealiseerd.

De derde factor van architectuur & water zijn de diverse bruggen en passages gemaakt om rivieren, beekjes en ravijnen over te steken.

Te beginnen bij de bron, oorsprong van het water: uitgehakte kanaaltjes of grotjes op plaatsen waar het capilair sijpelen het geconcentreerdst is, vaak met gewelfjes ter protectie.
Vanaf daar uitgehakte kanalen tot soms enkele kilometers en/of uitgeholde boomstammen om het water naar keuken (kleinverbruik), stal of erven te leiden.

Een tweede herkomst van water is uit de beek of rivier zelf, waar met stuwdammen (verticaal geplaatste stenen) en dijkjes het water via kanalen en verval van ver komt.
Irrigatie maar ook vooral hydraulisch aangedreven werken zoals smitsen, molens en zijdespinnerijen functioneerden op deze wijze; vaak in combinatie met een waterreservoir.
De reservoirs zijn een uitzondering op de overwegend koudgestapelde constructies omdat er mortel,ter afdichting is gebruikt, behalve bij de kompleet uit rots gehakte reservoirs.
Waterrechten zijn zeer nauwkeurig beschreven op uur en dag en een historische bron van wrede anecdotes.
Irrigatie van de terrassen via beals, de zogenoemde waterkanalen, geschiedt door het openen of dichten van grote leistenen loodrecht op de stroom.

De gedeeltelijk in de rots uitgehakte woningen en stallen hebben een open waterkanaaltje aan de rotszijde om het sijpelende water na enkele uren of dagen regen naar buiten af te voeren.
Ook rond de huizen zijn er watergeulen uit dakpanswijze gestapelde stenen gemaakt of uitgehakt om de indrukwekkende watervallen bij regen om te leiden.